Heiligen onderste rij reliekenkast

Tarasius/Tarasio

Tarasius
Tarasius

Tarasius van Constantinopel/Tarasio, de patroonheilige van de kapel, staat in het midden, van de onderste rij. Tarasius werd in 784 op eerste kerstdag als leek tot patriarch van Constantinopel gekozen op voorwaarde dat er een concilie zou worden gehouden om de iconoclastische vervolging te stoppen. Drie jaar later, op het concilie van Nicea, werd de beeldenverering als rechtgelovig erkend: de verering geldt niet het beeld maar degene die door het beeld wordt voorgesteld. Tarasius wordt gewoonlijk afgebeeld met heiligenbeelden naast zich, een teken van zijn verzet tegen de beeldenstormers, de iconoclasten. Tarasius stierf in 806. Zijn feestdag wordt gevierd op 25 februari.

Petrus en Claudius

Petrus & Claudius
Petrus & Claudius

De heiligen aan zijn rechterkant, Petrus en Claudius, zijn, evenals Stefanus, de linkerheilige op de bovenste rij, zogenaamde cefaloforen. Zij worden afgebeeld met hun (afgehouwen) hoofd in de hand. Cefaloforen, letterlijk: “hoofddragers”, zijn heiligen van wie de legende vertelt dat zij zich na hun onthoofding hebben opgericht en hun afgehouwen hoofd hebben opgenomen om het naar een bepaalde plaats, kapel, kerk of grafstee te dragen. De legende heeft dit van meer dan 50 heiligen opgetekend. De bekendste onder hen is Dionysius (Saint Denis/Sint-Denijs), de eerste bisschop van Parijs.

Nereus en Achilleus van Rome, Pancratius

Nereus en Achilleus van Rome waren soldaten die na hun bekering verbannen werden naar Terracina, waar ze ca. 304 zouden zijn onthoofd. Zij worden gewoonlijk afgebeeld als onthoofden, soms met zwaard en/of palmtak in de hand. Hun feestdag wordt gevierd op 12 mei. Wat de iconografie betreft zou Claudius, de tweede heilige van links, eerder in aanmerking komen.

Nereus en Achilleus van Rome, Pancratius
Nereus en Achilleus van Rome, Pancratius

Pancratius van Rome, de jongeman uiterst rechts, was, volgens zijn legendarische Vita uit de zesde eeuw, de zoon van een rijke Frygier. Wees geworden ging hij met zijn oom naar Rome waar hij werd gedoopt. Hij werd in 304, pas veertien jaar oud, onthoofd ten tijde van Diocletianus. Pancratius hoort, samen met Servatius en Bonifatius, tot de zogenaamde ijsheiligen. Hij wordt afgebeeld met zwaard en /of palmtak. Zijn feestdag wordt eveneens gevierd op 12 mei.

De lichamen van Pancratius, Nereus, Achilleus en Sabina (volgens sommige kroniekschrijvers ook het hoofd van Claudius), kregen de nonnen cadeau van paus Benedictus III. Toen hij in 855 gedwongen werd Rome te verlaten kreeg hij asiel in Venetië. Hij sloot vriendschap met de abdis Agnesina Morosini en de nonnen van San Zaccaria. Na zijn terugkeer in Rome betuigde hij zijn dankbaarheid door het verlenen van aflaten aan de gelovigen die op Paaszondag de kerk van San Zaccaria bezochten, en door het zenden van de lichamen van de genoemde heiligen, tot dan toe bewaard in de catacomben van Rome.

De stoffelijke resten werden begraven in de marmeren sarcofagen die dienst doen als onderstel voor de twee zij-altaren met hun beeltenissen. Op de sarcofaag onder het Corpus Christi altaarstuk verwijst de inscriptie naar de heiligen Pancratius, Nereus en Achilleus. De stoffelijke resten van Sabina liggen in de sarcofaag onder haar altaarstuk.

Botten van de Innocenti / Onnozele kinderen

Onderin links en rechts twee kinderen die de Onschuldigen voorstellen, slachtoffers van de kindermoord in Betlehem, van wie de kerk enige botten bezat, ook wel Allerkinderen of Onschuldige kinderen genoemd. Dit zijn de jongetjes van twee jaar en jonger die Herodes I de Grote liet doden na Jezus’ geboorte uit vrees dat de pasgeboren ‘Koning der Joden’ hem van de troon zou stoten. Ze worden al sinds de vijfde eeuw als heiligen vereerd. Hun feestdag wordt gevierd op 28 december.

Foto’s: Robin Bolten
Tekst: Jeanne van der Stappen